Werkveld Getuigen en dienen
Getuigen en dienen
Gods opdracht voor ons
CGK Winschoten
Juli 2012
Inhoudsopgave
Inleiding 3
Hoofdstuk 1 Gods plan: herstel van shalom 4
Hoofdstuk 2 Jezus’oordeel 5
Hoofdstuk 3 Wat verwacht God van ons? 6
Hoofdstuk 4 De kerk 9
Hoofdstuk 5 CGK Winschoten 10
Hoofdstuk 6 Hart, handen en voeten 13
Gebruikte bronnen 15
Bijlage 16
Inleiding
Vanuit de kerkenraad is de vraag neergelegd bij enkele gemeenteleden om na te denken over
evangelisatie en evangelisatiediensten. Nadenkend over deze vraag kwam naar voren dat het van
belang is een duidelijke visie te formuleren: wat is evangelisatie eigenlijk, en waarom evangeliseren,
met welk doel?
Deze vragen zijn van belang omdat we te maken hebben met een maatschappij, een omgeving die
wezenlijk anders is dan voorheen. Mensen worden geconfronteerd met meer en andere invloeden van
buitenaf. Waar vroeger uitgangspunten, geloofszekerheden, normen en waarden helder en duidelijk
waren, staan deze nu voortdurend ter discussie. Er is onzekerheid en ook verwarring ontstaan. In
huwelijken, gezinsverbanden, relaties met anderen, woon- en werkomstandigheden, in allerlei
verbanden, komen deze onduidelijkheden en onzekerheden naar voren, vaak gepaard gaand met
allerlei problemen als gevolg daarvan.
Ook christenen leven in deze wereld en worden daardoor beïnvloed. Binnen de kerkmuren heerst ook
vaak onzekerheid. Problemen die in onze samenleving naar voren komen gaan dus aan de kerk niet
voorbij. Predikanten, ‘gewone’ gemeenteleden, gezinnen en kerkenraden krijgen deze problemen op
hun bord. We leven daarbij in een post-christelijke samenleving, waarin de positie van de kerk
wezenlijk anders is dan vroeger.
Staand in deze wereld, in deze tijd, zullen we moeten nadenken over hoe we als kerk, als gemeente,
omgaan met deze veranderingen en hoe we invulling zullen geven aan de taak die God voor ons
heeft: wat is onze rol, hoe kunnen we ingaan op de vragen en problemen die leven in onze omgeving
en wat moeten en kunnen we daarin betekenen?
Verder zullen we ons moeten afvragen of de invulling die de kerk in de afgelopen decennia heeft
gegeven aan de opdracht van God, niet te eenzijdig is geweest.
We willen in de bezinning op deze vragen zoeken naar Gods wil. De Bijbel is het Woord dat God
spreekt tot ons mensen. Jezus, Gods Zoon, laat zien hoe God de Vader is en hoe Hij graag wil dat we
leven. In deze visie staan daarom ook veel tekstgedeelten uit de Bijbel weergegeven.
In deze visie op evangelisatie, of misschien beter, op ‘getuigen en dienen’, wordt ingegaan op Gods
plan met deze wereld en met ons mensen, op wat Hij van ons verwacht en welke rol de kerk, en dus
ook onze gemeente, daarin speelt of zou moeten spelen. Aan het eind worden ook vragen gesteld en
tips genoemd om praktisch inhoud te geven aan de opdracht die God ons geeft.
4
Hoofdstuk 1
Gods plan: herstel van shalom
‘Wij hebben Jezus zo klein gemaakt dat Hij nog net onze ziel kan redden, maar we geloven niet dat Hij de wereld
kan veranderen’ (anoniem)
Shalom
‘Shalom’ wordt meestal vertaald met ‘vrede’, maar het betekent veel meer. Het geeft aan: complete
verzoening, een toestand van volledige bloei in alle dimensies – lichamelijk, emotioneel, sociaal en
geestelijk – omdat alle relaties goed en vervuld van vreugde zijn. God schiep alle dingen als een
prachtig weefsel: in schone, harmonieuze, wederzijds afhankelijke, hechte relatie tot elkaar – een
verwevenheid die de Bijbel ‘shalom’ noemt. Zó heeft God het bedoeld toen Hij deze wereld, met als
kroon daarop de mens, schiep: en God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed
(Genesis 1:31).
Genesis 3 beschrijft dat deze shalom verdween toen de mens zich van God afkeerde. Doordat we van
God vervreemd raakten, zijn we ook van onszelf en van elkaar vervreemd geraakt. Ons oeregoïsme
heeft diep maatschappelijk kwaad opgeleverd – oorlog, misdaad, gezinsontwrichting, onderdrukking,
onrecht. De wereld is vol honger, ziekte en fysieke dood. Geestelijk, psychisch, sociaal en lichamelijk
is de shalom verdwenen.
In hetzelfde hoofdstuk laat God ook zien dat Hij het er niet bij laat:
En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar
Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen (Gen. 3: 15).
God belooft herstel van zijn relatie met de mens. Er zal weer shalom zijn.
De shalom hersteld door Jezus
God is een God van liefde en genade. Omdat Hij zo veel van ons houdt geeft Hij zichzelf in zijn Zoon
Jezus Christus, om de relatie met ons tot volkomen herstel te brengen: want zo lief heeft God de
wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet
verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. (Joh. 3:16)
Bij Jezus’ geboorte op aarde zingen de engelen:
Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen. (Lukas 2: 14)
Meteen al bij Jezus’ komst op aarde wordt de vrede van God, de shalom verkondigd.
Wanneer Jezus begint met zijn werk lezen we:
En Hij kwam in Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging naar Zijn gewoonte op de dag van de
sabbat naar de synagoge, en Hij stond op om te lezen. En aan Hem werd het boek van de profeet
Jesaja gegeven, en toen Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven stond:
De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen
het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen
vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid,
om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken. En toen Hij het boek dichtgedaan en aan
de dienaar teruggegeven had, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem
gevestigd. Hij begon tegen hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan.
(Lukas 4: 16-21)
Zowel Tim Keller als Richard Stearns beginnen hun boeken (zie gebruikte bronnen) met – een deel
van – deze tekst uit Lukas 4. Jezus verwijst in dit tekstgedeelte naar Jesaja (zie 61:1) en geeft hiermee
aan, meteen wanneer Hij zijn werk begint, dat Hij de vervulling is van deze woorden – het woord is
vlees geworden! Hij getuigt en dient. Het vertellen van het evangelie aan armen, het vrijlaten van
gevangenen, het schenken van bevrijding aan de verdrukte staat centraal in Jezus’ bediening. Hij laat
hiermee zien dat dit de dingen zijn die God wil voor de mensen en dat in Jezus deze dingen
werkelijkheid zijn geworden. Jezus laat zien hoe de Vader het heeft bedoeld!
5
Hoofdstuk 2
Jezus’ oordeel
Geloof wordt vaak gezien als iets wat ons zou moeten veranderen, maar niet als iets wat ons daadwerkelijk
verandert of kan veranderen. We vechten vergeefs tegen het kwaad in de wereld en wachten tot we sterven en
naar de hemel gaan. Op een of andere manier denken we dat de kern van het geloof enkel geestelijk en
persoonlijk is. (Dallas Willard)
Geloven = doen
Jezus’ onderwijs is doorweven van de opdracht om recht te doen. Aan het slot van zijn bediening
vertelt Jezus in gelijkenissen over het Koninkrijk van God en over het oordeel dat Hij velt over
degenen die het Koninkrijk wel en zij die het niet beërven. In de gelijkenis van de schapen en de
bokken vergelijkt Jezus de dag van het oordeel met het werk van een herder die de bokken uit een
kudde moet pikken om ze van de rest te scheiden. Op die dag, zegt Jezus, zullen er veel mensen zijn
die beweren in Hem geloofd te hebben en die Hij zal afwijzen. Zijn echte schapen, zo onderstreept Hij,
hebben hart voor de ‘geringsten’ van mijn broeders of zusters, nader omschreven als de hongerige,
de vreemdeling, de ‘naakte’, de zieke en de gevangene:
Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan
zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht
worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij
zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning
zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het
Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt
Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt
Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik
was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden:
Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven?
Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U
gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de
Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste
broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan
de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn
engelen bestemd is. Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig
geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij
onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht. Dan
zullen ook dezen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als
een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun
antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt
u het ook niet voor Mij gedaan. En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in
het eeuwige leven. (Mattheus 25: 31-46)
Deze tekst maakt duidelijk op welke wijze wij geoordeeld worden door Jezus. Dit gebeurt op basis van
wat wij hebben gedaan voor de ander en daarin voor Jezus. Het betekent niet dat we door onze
daden gered worden, wel maakt het duidelijk dat daden onlosmakelijk samengaan met geloof.
6
Hoofdstuk 3
Wat verwacht God van ons?
‘Wat we met ons bezit doen laat zien wat me met ons hart doen’ (Joel Green)
De Bijbel laat geen onduidelijkheid bestaan over wat God van ons verwacht. Van begin tot einde
dringt Gods woord aan op recht en gerechtigheid in de wereld. Er staan in totaal ongeveer 2000
teksten in de Bijbel die spreken over armoede en rechtvaardigheid. Hieronder een aantal teksten uit
het Oude en het Nieuwe Testament, die laten zien hoe God is en wat Hij (ook in praktische zin) van
ons verwacht.
Het Oude Testament
De tien geboden of ‘woorden’, zoals we lezen in Exodus 20 en Deuteronomium 5, geven aan hoe we
hebben te staan ten opzichte van God en onze naaste. Het komt er kort gezegd op neer dat we God
en onze naaste liefhebben. De teksten uit Exodus en Deuteronomium geven aan hoe dit in praktische
zin blijkt. Er zijn heel veel andere teksten als voorbeeld te geven:
Want de HEERE, uw God, is de God der goden en de Heere der heren; die grote, machtige en
ontzagwekkende God, Die niet partijdig is en geen geschenk in ontvangst neemt, Die recht verschaft
aan de wees en de weduwe, Die de vreemdeling liefheeft door hem brood en kleding te geven. (Deut.
10: 17,18)
Overigens hoeft er onder u geen arme te zijn, want de HEERE zal u overvloedig zegenen in het land
dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen, als u tenminste de stem
van de HEERE, uw God, nauwgezet gehoorzaamt, door al deze geboden die ik u heden gebied,
nauwlettend in acht te nemen.
Want armen zullen binnen uw land nooit ontbreken. Daarom gebied ik u: U moet uw hand wijd
opendoen voor uw broeder, de onderdrukte en de armen in uw land. (Deut. 15: 4,5, 11)
Vervloekt is wie het recht van de vreemdeling, de wees en de weduwe buigt! En heel het volk moet
zeggen: Amen. (Deut. 27: 19)
Over Job wordt beschreven dat hij een man was ‘vroom en oprecht; hij was godvrezend en keerde
zich af van het kwaad’ (Job 1: 1). We lezen verderop waaruit dit bleek:
Als een oor mij hoorde, prees het mij gelukkig; als een oog mij zag, getuigde het ten gunste van mij.
Want ik bevrijdde de ellendige die om hulp riep, en de wees die geen helper had. De zegen van hem
die verloren ging, kwam over mij; en het hart van de weduwe deed ik vrolijk zingen. Ik bekleedde mij
met gerechtigheid, en die bekleedde mij; mijn recht was als een mantel en een tulband. Voor de blinde
was ik als ogen, en voor de kreupele was ik als voeten. Ik was een vader voor de armen, en de
aanklacht die ik niet kende, onderzocht ik. Ik brak de hoektanden van wie onrecht deed, en rukte de
prooi uit zijn tanden. (Job 29:11 – 17)
Die de onderdrukten recht doet, Die de hongerigen brood geeft. De HEERE maakt de gevangenen
los,de HEERE opent de ogen van de blinden. De HEERE richt de gebogenen op, de HEERE heeft de
rechtvaardigen lief. De HEERE bewaart de vreemdelingen, Hij houdt wees en weduwe staande, maar
de weg van de goddelozen maakt Hij krom. (Psalm 146: 7-9)
Het geknakte riet zal Hij niet verbreken, de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen; naar waarheid zal
Hij het recht doen uitgaan. Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden, totdat Hij het recht op
aarde zal hebben gevestigd. (Jesaja 42: 3,4)
Is dit niet het vasten dat Ik verkies: dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt, dat u de banden
van het juk ontbindt, dat u de onderdrukten vrij laat heengaan en dat u elk juk breekt? Is het niet dit,
7
dat u uw brood deelt met wie honger lijdt, en de ellendige ontheemden een thuis biedt, dat, als u een
naakte ziet, u hem kleedt, en dat u zich voor eigen vlees en bloed niet verbergt? (Jesaja 58: 6,7)
Zo zegt de HEERE: Laat een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet
beroemen op zijn sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom. Maar laat wie zich beroemt,
zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent dat Ik de HEERE ben, Die goedertierenheid bewijs,
recht en gerechtigheid op de aarde doe, want in die dingen vind Ik vreugde, spreekt de HEERE.
(Jer. 9: 23, 24)
Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niets anders dan recht
te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God. (Micha 6: 8)
Zo zegt de HEERE van de legermachten: Vel een betrouwbaar oordeel, bewijs elkaar
goedertierenheid en barmhartigheid. Onderdruk weduwe noch wees, vreemdeling noch arme. Bedenk
in uw hart geen kwaad tegen elkaar. (Zacharia 7 :9,10)
Het Nieuwe Testament
Het geven van aalmoezen of ‘liefdegaven’ heet in de Bijbel ‘gerechtigheid beoefenen’, zoals we lezen
in Mattheus 6:1 en 2:
Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen
gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. Wanneer u dan een
liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de
straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun
loon al.
Wat zei Jezus over gerechtigheid en wat deed Hij om gerechtigheid te tonen?
Hij gebood zijn discipelen hun tafel te delen en banden aan te gaan, niet met mensen van hun eigen
sociale klasse of hoger, waar ze zelf beter van zouden worden, maar met mensen die arm en zonder
invloed waren, die nooit iets zouden terugdoen in de vorm van geld of gunsten.
En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars
hebben degenen lief die hen liefhebben. En als u goeddoet aan hen die aan u goeddoen, wat voor
dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars doen hetzelfde. En als u leent aan hen van wie u
hoopt terug te ontvangen, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars lenen aan
zondaars, om hetzelfde terug te ontvangen Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te
hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn en zult u kinderen van de Allerhoogste zijn, want
Hij is goedertieren over de ondankbaren en slechten. Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader
barmhartig is. (Lucas 6: 32-36)
Een van de meest sprekende voorbeelden uit het Nieuwe Testament kunnen we lezen in Lukas 10:
25-37, in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Jezus laat hierin een radicaal antwoord zien
op de vraag: wat houdt naastenliefde in? Dit gedeelte laat ook zien dat Jezus wil dat we geen grenzen
stellen aan hoe we liefhebben en ook niet aan wie we liefhebben. Liefde brengt ook gevaar en offers
met zich mee! We moeten bereid zijn met onze naaste mee te lijden en een deel van hun last op ons
te nemen.
Wat was het kenmerk van de eerste gemeente?
En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en
in de gebeden. En er kwam vrees over iedereen; en er werden veel wonderen en tekenen door de
apostelen gedaan. En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk;
en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder
nodig had. En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis
brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij
loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig
werden, aan de gemeente toe. (Handelingen 2: 42-47)
8
Jakobus spreekt erover dat het geloof handen en voeten moet krijgen, anders is het geen echt geloof:
Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel,
en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou
hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? Zo is ook het geloof als het
geen werken heeft, in zichzelf dood. (Jakobus 2: 15-17)
Wij hebben de opdracht om te doen zoals Jezus deed:
Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft. (1 Joh. 2: 6)
En God oordeelt ons naar onze daden:
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn.
(Openbaring 22: 12)
Rechtvaardigheid
Gebrek aan ruimhartigheid is weigering om te erkennen dat je bezittingen niet echt van jou zijn, maar van God.
Van genade word je rechtvaardig. Ben je niet rechtvaardig, dan ben je niet gerechtvaardigd door geloof.
(Tim Keller)
De Bijbel roept ons op tot ‘tsedaka’: Hebreeuws voor ‘rechtvaardigheid’. ‘Recht doen’ betekent in het
algemeen: leven op een manier waardoor een hechte gemeenschap ontstaat waarin mensen kunnen
opbloeien. Meer specifiek betekent het dat we naar plaatsen gaan waar het weefsel van shalom
gescheurd is, zodat de zwakkere leden van de samenleving erdoorheen vallen, en dat wij het
repareren. Dit gebeurt wanneer we onze aandacht richten op de nood van arme mensen, en er iets
aan doen. Hoe doe je dat? De enige manier om het weefsel te herstellen en te versterken, is dat we
onszelf erin verweven. Het betekent een offerend vervlechten en verwerken van je tijd, je spullen, je
macht en middelen in het leven en de nood van anderen.
God, de armen en wij
God heeft zich in zijn Zoon geïdentificeerd met de armen. Hij werd een arme en verdrukte en meer
nog, Hij nam de plaats in van alle mensen die geestelijk arm en failliet zijn en betaalde onze schuld.
Hij betoonde ‘chesed’ (Hebreeuws voor ‘genade’). Hij verwacht van ons hetzelfde.
Wie het gebod in acht neemt, bewaart zijn leven, wie zijn wegen veracht, zal sterven. Wie zich
ontfermt over de arme, leent uit aan de HEERE. Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
(Spreuken 19:16-17)
Hier staat het werkwoord ‘uitlenen’, dat gebruikt wordt voor het lenen van geld aan de arme. Vers 17
betekent dat als je goed voor de armen bent, God het zo opvat als dat je goed voor Hem bent.
Spreuken 14: 31
Wie een geringe onderdrukt, smaadt diens Maker, maar wie zich over een arme ontfermt, eert Hem.
Dit vers gaat over de keerzijde: als je de armen veracht betekent het dat je God veracht! Belediging
van de armen is een belediging van God. Het principe is dat God zich heel sterk persoonlijk
identificeert met de weduwe, de wees, de vreemdeling, met de zwakste en kwetsbaarste leden van de
samenleving. Dat zien we door heel Jezus’ leven op aarde heen.
De Bijbel leert dat de heiligheid van God op een aantal manieren aan het mensdom meegegeven is
en dat daarom ieder mensenleven heilig is en ieder menselijk wezen waardigheid bezit. Toen God ons
als zijn evenbeeld schiep werden we wezens van een oneindige, onschatbare waarde. We moeten
ieder mens koesteren, en daarmee het verschuldigde respect tonen voor de majesteit van hun heer
en Schepper.
God zegt als het ware: ‘Ik ben de arme op straat. Je houding tegenover hen laat zien hoe je werkelijke
houding tegenover Mij is’.
9
Hoofdstuk 4
De kerk
Niets heeft de opgang van het bijgeloof der christenen zo bevorderd als hun liefdadigheid voor vreemdelingen…
het Galilese geboefte zorgt niet alleen voor hun eigen armen maar ook voor de onze.’ (geciteerd in Service in
Christ (James McCord, Eerdmans, Grand Rapids, 1966).
De Romeinse Keizer Julianus minachtte het christelijk geloof maar gaf eerlijk toe dat het voortdurend nieuwe
bekeerlingen maakte doordat de ruimhartigheid van gelovigen voor de armen het zo aantrekkelijk maakte
De kerk, dat ben ik (B. van Brug)
God en onze problemen
God kiest voor het lijden. God wordt mens. Hij neemt deel aan ons lijden en draagt het, vrijwillig. Hij
kiest voor de onderkant van de samenleving. De problemen die aan de onderkant van de samenleving
duidelijk zichtbaar zijn, zijn in wezen een extreme uitvergroting van de problemen aan de ‘bovenkant’.
Aan de bovenkant zijn de problemen vaak wat minder zichtbaar doordat er een laagje beschaving en
welsprekendheid overheen ligt en de problemen niet direct publiek, op de straat terecht komen. Aan
de onderkant gebeurt dat wel In beide werelden doen zich problemen voor als eenzaamheid,
wantrouwen, egoïsme, seksuele problematiek en rusteloosheid. Zo langzamerhand dringt het in de
maatschappij door dat de vrije moraal van de afgelopen decennia niet de vrijheid brengt die men
ervan verwachtte. Er worden allerlei maatregelen getroffen om de problemen te lijf te gaan: meer
blauw op straat, opknappen van oude wijken, schuldsanering, jongerenwerk, enzovoort. De overheid
werkt eraan kansen te creëren, problemen te spreiden of aan te pakken. Maar de overheid kan geen
harten veranderen.
De kerk
Gelukkig, de kerk heeft een boodschap aan de mensen door te geven die wel harten kan veranderen.
God verandert mensen. Maar hoe staat het met de kerk? Hoe laat de kerk die boodschap zien in de
samenleving van nu? Niet alleen de wereld, Europa, ons land, onze samenleving verkeren in een
crisis, maar de kerk ook!
De kerk zal zich moeten bezinnen op de vraag wat het betekent om kerk te zijn, in een postchristelijke
cultuur die onverschillig of vreemd staat ten opzichte van die kerk. Wat betekent dat voor onze Grote
Opdracht?
De kerk zal opnieuw moeten nadenken over zending (vooral dichtbij). We kunnen niet tevreden zijn
met groei die alleen voortkomt uit ontevreden kerkverlaters van andere gemeenten. We moeten ons
bezinnen op wie we zijn. We moeten uitkijken om te verzanden in allerlei details en bijzaken. Die ‘luxe’
kunnen we ons niet meer veroorloven. De kerk is het resultaat van de liefde van Jezus. Daarom moest
de jonge kerk niet in Jeruzalem blijven, maar eropuit, naar de heidenen, naar alle volken. Anderen ook
leren wat Jezus ons bevolen heeft: zoutend zout en lichtend licht zijn: te vergeven, te binden en
ontbinden, te verzoenen, de andere wang toe te keren. De brieven van de apostelen staan vol met
oproepen om zich met elkaar te verzoenen, geen partijschappen te vormen, trouw te zijn aan elkaar
en in liefde met elkaar te leven, om samen te strijden en te bidden. Dat maakt de kerk tot een
gemeenschap van het Koninkrijk. Als je de Bijbel serieus neemt kun je niet om de kerk heen. En de
kerk, ook al vinden we dat misschien niet zo leuk, is geroepen om er voor de wereld te zijn, niet om je
eruit terug te trekken. Gods plan met de wereld gaat via de kerk, de gemeente.
10
Hoofdstuk 5
CGK Winschoten
Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit
ons. (2 Korintiërs 4:7)
Visie en praktijk CGK Winschoten
Ook de Christelijke Gereformeerde kerk van Winschoten heeft dezelfde opdracht. Wat betekent dat
voor onze gemeente? Hoe kunnen wij daar inhoud aan geven?
Onze gemeente kent de volgende visie:
Wij willen discipelen zijn van Jezus Christus in een gemeente waarin Gods liefde zichtbaar is naar
elkaar toe en naar de wereld om ons heen
Wat wil deze visie laten zien?* Er zitten drie belangrijke elementen in:
We willen discipelen zijn van Jezus Christus. Volgelingen van Hem, die Zijn leven voor ons
heeft gegeven door te sterven aan het kruis voor onze zonden. We belijden dat Jezus Christus
de Koning van de gemeente en de Koning van ons leven is. We willen Hem eren en zijn wil
doen.
We willen Jezus volgen, in een gemeente waarin Gods liefde zichtbaar is. Hiermee belijden wij
dat we elkaar nodig hebben om volgeling van Hem te kunnen zijn. Niet ieder voor zich, maar
samenwerkend zoals verschillende lichaamsdelen van één lichaam. Daarbij willen we elkaar
tot een hand en een voet zijn.
De liefde die God in ons uitwerkt moet niet alleen zichtbaar zijn binnen onze eigen kerkmuren
maar ook daarbuiten. Als Jezus Christus de Koning in ons leven is en Hij het in alles voor het
zeggen heeft, mogen we Zijn liefde en doorgeven (in woorden en daden) aan medechristenen,
maar zeker ook aan allen die Hem nog niet kennen.
In de visie van de gemeente en in deze visie rond getuigen en dienen zijn deze drie elementen
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Prof. Versteeg schreef in zijn boek Eerlijk luisteren naar de Bijbel: ‘liefde zonder daden is als wolken
zonder regen.’ Hij geeft aan dat in de Bijbel woorden (en ook een visie) geen waarde hebben als ze
niet gepaard gaan met daden. Hij beschrijft dat Gods liefde aanstekelijk is. De vonk van de liefde van
God moet overspringen op ieder die liefde ervaart. De gave van God in zijn Zoon kent een ‘opdat’:
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die
in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (Joh. 3:16). Gods liefde vraagt geloof van
een ieder. Geloven is ons door de liefde van God laten bepalen, zodat de vonk van de liefde
overspringt. We gaan dan liefhebben zoals Hij ons eerst heeft liefgehad.
Als we die liefde niet willen doorgeven in onze daden is ons geloof dood. In het Hebreeuws betekent
‘dabar’ zowel ‘woord’ als ‘daad’! Die liefde moet zichtbaar worden naar elkaar als leden van de
gemeente en naar de mensen om ons heen.
We zijn jaren gelden begonnen met een proces van gemeenteopbouw. Het model dat we hierbij
hebben gekozen is ontwikkeld door Christian Schwarz. Hij spreekt over ‘natuurlijke gemeenteopbouw’.
Hij beschrijft, en dat is voluit Bijbels, dat we de groei aan God mogen overlaten. Wij hoeven alleen in
Hem te blijven en Zijn wil te zoeken. We mogen ons door Hem laten inschakelen.
11
Onze gemeente heeft zich al vroeg in haar bestaan gebogen over de opdracht om het evangelie door
te geven. Via evangelisatiecommissies en middels evangelisatieacties werd hier invulling aan
gegeven. In de beginjaren groeide de gemeente, voor een belangrijk deel doordat leden van andere
kerken zich lieten uitschrijven uit de eigen gemeente en overgingen naar de onze – meestal vanuit de
overweging dat in onze gemeente nog voluit de Bijbelse boodschap vanaf de kansel werd gebracht.
De Uur voor U diensten hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. In de loop der jaren werden ook
andere activiteiten ontplooid, waarvan de Doedagen een heel sprekend en belangrijk voorbeeld is.
Vanuit onze gemeente is hieraan veel medewerking verleend en dit gebeurt nog steeds. Op dit
moment spelen de Uur voor U diensten een marginale rol.
Er is opdracht gegeven na te denken over de invulling van evangelisatiediensten. Bij de bezinning
hierop dienen we te beseffen dat diensten die staan in het teken van evangelisatie een mogelijk
onderdeel kunnen zijn van de manier waarop wij invulling dienen te geven aan de Grote Opdracht. We
moeten onszelf eerst een aantal vragen stellen wanneer we gevolg willen geven aan die opdracht (zie
hoofdstuk 6). Wanneer we werkelijk gehoor geven aan Gods opdracht, heeft dit gevolgen voor heel de
gemeente en de invulling van het werk daarin. Het is niet iets dat ‘we erbij doen’, maar het zal in alles
doorweven moeten zijn. Getuigen en dienen is niet een punt van de ‘gemeentetaart’ maar een
ingrediënt ervan.
De Rank
Ons kerkgebouw heeft de naam ‘De Rank’. Deze naam is niet zo maar gekozen. We lezen erover in
Johannes 15:
Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij,
opdat zij meer vrucht draagt. (Joh. 15:2)
Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft,
zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. (Joh. 15:4)
Dit geldt voor onszelf en voor onze gemeente. Het begint bij ons eigen leven: geloven we dat we –
totaal onverdiend – door Jezus gered worden? Zien we hoe Hij ons en deze wereld bedoeld heeft?
Beseffen we dat Hij ons inschakelt om het goede nieuws door te geven in woord en in daad?
Blijven wij als ranken in de wijnstok? Zoeken we Hem elke dag, vragen wij Hem om Hem beter te
leren kennen en zijn wil (steeds meer) te doen? Als we dat doen zullen we vrucht dragen en tot eer
van God leven.
Ook voor de gemeente als geheel geldt dit: we moeten als een rank in Hem blijven, anders verdorren
we en dragen we geen vrucht. We mogen als lichaam van Jezus Christus samen werken aan recht en
gerechtigheid, in het besef dat wij gered zijn door zijn liefde voor ons. Hoe zit het met ons antwoord:
onze liefde voor Hem en voor onze naaste?
Voordat je naastenliefde kunt geven, moet je die ontvangen. Alleen als je ziet dat je uit genade gered
bent door iemand die jou het tegendeel van redding verschuldigd is, zul je erop uit gaan, de wereld in
(dichtbij of verder weg) om absoluut iedereen die in nood verkeert hulp te bieden. Als we deze ultieme,
radicale naastenliefde van Jezus ontvangen, dan kunnen we beginnen de naaste te worden die de
Bijbel wil dat we worden.
In je persoonlijk leven en in de gemeente is het dienen van de naaste onverbrekelijk verbonden aan
het getuigen van het evangelie. Dienen hoort bij getuigen. Wanneer we onze naaste dienen, getuigen
we van Gods liefde en genade voor ons. Een leven dat opgaat in recht doen aan armen is het
onvermijdelijke teken van een echt, waar geloof in het evangelie. Dan zijn we ‘rechtvaardigen’, zoals
de Bijbel erover spreekt.
12
Sabbatsjaar en jubeljaar: alles is van Hem
Onlangs, bij de viering van het 50-jarig jubileum van de gemeente, sprak ds. van der Veer over de
tekst uit Lucas 4, over Jezus’ werk op aarde (zie hiervoor). Van der Veer verwees daarbij naar
Leviticus 25, waar we lezen over het sabbatsjaar en het jubeljaar.
De HEERE sprak tot Mozes bij de berg Sinaï: Spreek tot de Israëlieten, en zeg tegen hen: Wanneer u
gekomen bent in het land dat Ik u geven zal, dan moet het land rust krijgen, een sabbat voor de
HEERE. Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst
ervan inzamelen. Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van
volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet
snoeien. Wat er na uw laatste oogst nog opkomt, mag u niet oogsten, en de druiven van uw
ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken. Het is een jaar van volkomen rust voor het land. De
opbrengst van de sabbat van het land zal voor u als voedsel dienen: voor u en uw slaaf en uw slavin,
uw dagloner en uw bijwoner, die bij u als vreemdeling verblijven. Ook voor uw vee en voor de wilde
dieren die in uw land leven, mag heel de opbrengst ervan als voedsel dienen (25: 1-7).
Verder moet u voor uzelf zeven sabbatsjaren tellen, zeven keer zeven jaar, zodat de perioden van de
zeven sabbatsjaren negenenveertig jaar voor u zijn. Dan moet u in de zevende maand, op de tiende
dag van de maand, bazuingeschal laten klinken. Op de Verzoendag moet u de bazuin in heel uw land
laten klinken. U moet het vijftigste jaar heiligen en vrijlating in het land uitroepen voor alle bewoners
ervan. Het is jubeljaar voor u: ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar
zijn familie. Elk vijftigste jaar moet jubeljaar voor u zijn. U mag dan niet zaaien, niet oogsten wat er na
uw laatste oogst nog opkomt, en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok mag u niet plukken, want
het is jubeljaar. Het moet heilig voor u zijn. U mag van de akker eten wat het uit zichzelf opbrengt.
(25: 8-12)
Ds. van der Veer vroeg zich wat er in de praktijk terechtkwam van het sabbatsjaar en vooral van het
jubeljaar. Waarschijnlijk vaak niet veel. Ook toen zaten mensen vast aan bezit en eigen belang. Wat
werd daardoor veel zegen gemist! Het was en is zonde: Gods doel werd gemist. Door Jezus en door
Gods Geest kan het anders; Hij wil ons mensen inschakelen om, als werktuigen van Hem, te laten
zien aan onze naasten dat God een andere Weg wijst: dat we Hem en onze naaste zullen liefhebben!
Veel mensen zeggen: ‘ik kan niet in God geloven als ik al het onrecht zie in de wereld’. Maar hier is
Jezus, de Zoon van God, die weet wat het is om slachtoffer te zijn van onrecht, om tegen machtigen
op te staan en daarvoor om het leven te worden gebracht. God houdt zich niet afzijdig van onrecht en
verdrukking. De theoloog John Stott zei: ‘ik had nooit in God kunnen geloven als het kruis er niet was.
Hoe zou men in een wereld van lijden een God kunnen eren die er immuun voor was?’.
In Genesis 1 geeft God ‘heerschappij’ over de schepping aan Adam en eva. Ze werden daarmee tot
leiderschap geroepen, maar ook tot rentmeesterschap. Het werk van Gods handen werd Adam en
Eva ‘toevertrouwd’ (Psalm 8:7) maar van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en
wie haar bewonen (Psalm 24:1). Met andere woorden, God stelde de rijkdommen van de wereld onder
gezag van het mensdom, maar gaf ze niet in eigendom. We hebben ontvangen wat we hebben zoals
een fondsbeheerder andermans geld ontvangt om er gezag over te dragen en het te investeren. Ons
geld is niet van onszelf! Dat gaat in tegen hoe wij meestal denken. Al onze rijkdom is een geschenk
van God. Rechtvaardige mensen zien hun geld als iets wat in bepaalde opzichten van de hele
mensengemeenschap om hen heen is. Gebrek aan ruimhartigheid is weigering om te erkennen dat je
bezittingen niet echt van jou zijn, maar van God.
13
Hoofdstuk 6
Hart, handen en voeten
Maak van uw leven een doel, geen pauze. (Arnold Glasgow)
We kunnen geen grote dingen doen, maar wel met grote liefde kleine dingen doen. (Moeder Theresa)
Als je denkt dat je te klein bent om iets te betekenen, probeer dan eens in een afgesloten ruimte te slapen waar
een mug is. (Afrikaans gezegde)
Wij hebben de opdracht het hele evangelie aan de hele wereld te brengen. ‘Elke verstandelijke analyse van
Jezus’ verwachtingen voor degenen die Hem willen volgen, moet worden gevolgd door hart, handen en voeten’
(Richard Stearns).
Bezinning
Hoe kunnen we nu meer praktisch invulling geven aan de Gods opdracht? Allereerst zullen we ons
moeten bezinnen:
Geloof ik echt dat de Bijbel een levensveranderende boodschap bevat, dat God zijn gemeente, mij
dus ook, inschakelt om zijn handen en voeten te zijn? Wil ik tot zegen zijn voor de ander? Wie is die
ander? Waarom wil ik de ander bereiken met het evangelie? Wat heb ik ervoor over?
Het kost tijd en inspanning, het kost offers om ons te richten op onze naaste, op onze eigen
omgeving. Willen we dat? Zijn we bereid om te investeren?
Steeds weer gaat het erom dat we ons beschikbaar stellen voor God. Hij wil ons gebruiken en Hij weet
hoe Hij ons wil gebruiken. Wij vertegenwoordigen Hem in onze omgeving. Het komt erop aan dat we
steeds weer bidden: ‘Heer, hier ben ik, hier zijn wij, gebruik mij in uw dienst’. Simpelweg beschikbaar
zijn neemt krampachtigheid weg. Gaat laat zijn bedoeling wel zien.
Alleen als we leven als vergeven, schoongewassen mensen zijn we beschikbaar. Onbeleden zonden
zijn belemmeringen voor het werk van de heilige Geest – God wil dat we die zonden aan Hem
belijden zodat Hij beter met ons aan het werk kan.
Wat kunnen we praktisch doen?
Een van de meest belangrijke manieren waarop we kerk in de buurt kunnen zijn is voorbede doen.
Voorbede voor bepaalde zaken die spelen in de buurt, voor scholen, evenementen die gehouden
worden, voor de politie, de gemeenteraad, e.d. Door te bidden voor de buurt is de gemeente op een
priesterlijke manier aanwezig in de stad of de wijk (zie ook Jeremia 29:7).
God vraagt inzet van drie belangrijke bijdragen in ons leven:
– Tijd
– Talenten
– Geld
We hebben allemaal iets te bieden in deze drie categorieën en vaak meer dan we denken. Onze tijd,
de talenten die we gekregen hebben en het geld (aan ons toevertrouwd) dat we voor Hem en onze
naaste inzetten wil Hij graag vermenigvuldigen.
Er wordt dus inzet gevraagd. Wil je iets kunnen betekenen voor je omgeving dan moet die omgeving
ook op je kunnen rekenen, niet zo maar even, maar ook op de langere termijn. Soms is het alsof we
de handen vol hebben aan overleven – zo lijkt het tenminste. Moeten we nóg meer? Je moet
inderdaad geen dingen aanpakken die je niet kunt waarmaken. De vraag is: ben ik, zijn we
beschikbaar? Als we beschikbaar zijn voor God, met onze mogelijkheden èn beperkingen, zal Hij laten
zien wat we kunnen doen (zie ook 2 Kor. 8:12). Vaak blijkt dat dit niet alleen energie kost, maar ook
oplevert!
14
De situatie hier en nu kan vergeleken worden met de situatie van en zendeling van voorbije eeuwen.
Een zendeling die de rimboe introk met één verlangen: Gods liefde laten zien in woord en daad. We
kunnen hier op vier punten van leren:
– De zendeling onderhoudt een intense band met God
Door gebed, Bijbelstudie, aanbidding en overdenking van Gods wil houdt de zendeling goed zicht op
Gods roeping. Een gemeente die er wil zijn voor de buurt, heeft niets te bieden als ze niet dicht bij
God leeft – U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal
het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen
vertrapt te worden.(Matth. 5: 13)
– De zendeling leert de taal en neemt de cultuur voor wat ze is
Om echt contact te krijgen moet je de ‘taal’ en de cultuur van de mensen leren kennen. Wat is voor
deze mensen belangrijk? Wat zijn hun normen en waarden? Mogelijk dat bepaalde zaken de
zendeling tegen de borst stuiten maar voorlopig accepteert hij die als een gegeven, zonder meteen te
oordelen. Op den duur is misschien verandering mogelijk, als er openheid is voor het evangelie.
– De zendeling zoekt contact en dient op een integere manier
Hij laat zien dat hij het goede zoekt voor de mensen. Zijn eigen leven is de eerste Bijbel die de
mensen lezen. Dat verhaal bepaalt of de mensen bereid zijn ook de echte Bijbel te gaan lezen.
Zendelingen hebben zich vaak ingezet voor beter onderwijs, betere gezondheidszorg,
landbouwmethoden. Maar ook voor verzoening tussen vijandelijke groepen en eerlijker
arbeidsomstandigheden. De zendeling zal hiervoor eerst vertrouwen moeten winnen. Hoe kunnen we
als gemeente dit vertrouwen winnen en wat kan onze bijdrage zijn aan deze wijk, de stad ?
– De zendeling vertaalt de christelijke boodschap naar de cultuur en helpt mensen christenen te
worden
De zendeling gaat op zoek naar de manier waarop het evangelie ‘landt’ in het leven van de mensen.
Je zult je moeten afvragen: wat leeft er in deze cultuur? Wat zijn de vragen die de mensen
bezighouden? Wat heeft de Bijbel daarover te zeggen? Bepaalde aspecten in het evangelie kunnen
moeilijk liggen in de cultuur van de mensen uit de buurt, bijvoorbeeld het feit dat Jezus zichzelf de
Weg, de Waarheid en het Leven noemt. Hoe zal onze cultuur hierop reageren? Van tevoren dient dit
goed doordacht en in alle eerlijkheid besproken te worden.
Een nieuw begin
God vraagt geen grote, onmogelijke dingen van mij, van ons. God roept mij om trouw te zijn aan de
taken die Hij mij heeft gegeven. Hij vraagt mij met grote liefde kleine dingen te doen.
En het is goed om vast te houden aan wat je begonnen bent. We horen elke zondag dat ‘God niet
loslaat het werk dat Zijn hand is begonnen’.
Robert Kennedy (Amerikaans politicus) zei eens: ‘er zijn mensen die naar de dingen kijken zoals ze
zijn en vragen: Waarom? Ik droom van dingen die er nog niet zijn en vraag: Waarom niet?’
Wat zie je wanneer je naar de pijn en het leed in de wereld kijkt? Zie je een ondervoed kind of een
toekomstige boer? Een kind zonder opleiding of een potentiële onderwijzer? Zie je mensen die
gemaakt zijn naar het beeld van God, met het vooruitzicht op een hoopvolle toekomst? We kunnen
naar deze gebroken wereld kijken en zeggen: ‘zo is het nu eenmaal’. Of we kunnen dromen van hoe
het zou kunnen zijn – als we meewerken aan Gods opdracht.
Is het niet beter een kaars aan te steken dan het duister te vervloeken? Kijk dan maar eens als heel
veel kaarsen aangestoken worden!
Laten we als gemeente na vijftig jaar (in het jubeljaar!) een nieuwe start maken met het doen van
Gods wil op de plek waar Hij ons neergezet heeft, en zijn liefde in woord en daad werkelijkheid laten
worden in onze eigen omgeving.
Begin met (voortdurend) gebed: vraag God jouw tijd, talenten en geld te gebruiken en te zegenen, om
de wereld in nood (onze eigen omgeving), hoop en gerechtigheid te brengen
15
Gebruikte bronnen (en citaten hieruit)
Deze bronnen gelden tegelijk als leessuggesties!
De Bijbel (in de Herziene Statenvertaling)
Keller, Tim, Ruim baan voor gerechtigheid – Rechtvaardig worden door Gods genade, Van
Wijnen, Franeker, 2011
Stearns, Richard, Het gat in ons evangelie, Gideon, Hoornaar, 2011
Versteeg, J.P., Eerlijk luisteren naar de Bijbel, Kok, Kampen, 1988
Groei, kwartaalblad voor geestelijke vorming, vernieuwing en missionaire
gemeenteopbouw, jaargang 16, nr. 2 (zomer 2012), Stichting The Media Alliance
16
Bijlage
Tips en vragen
– Structureel aandacht geven aan (de invulling van) Gods opdracht in de gebedsgroepen
– Bespreek deze visie in de kringen – gebruik met name hoofdstuk 6 als basis voor de
praktische uitwerking ervan. Maak ook gebruik van nummer 2 van Groei (zie gebruikte
bronnen) over dit thema, in de kringen en in de gemeente (bijvoorbeeld een jaar lang)
– Bespreking op de kerkenraad (eventueel als jaarthema)
– Bespreek de rol van de diaconie rond het thema, m.n. ten behoeve van de eigen buurt / stad
– Aandacht voor het thema in preken (bijv. een serie)
– Bespreking van de visie op Getuigen en dienen + de praktische invulling ervan op een
gemeenteavond
– Woon als gemeentelid, als kerkenraadslid, de Michacursus bij (op 13 november 2012 in Leek)
– Aandacht ervoor en praktische invulling ervan door het IKEP (samenwerking met andere
gemeenten)
– ………………………
NB:
– Maak het praktisch (en haalbaar)
– Stel concrete doelen! (SMART)
Andere tips en vragen ter bespreking:
– Maak een lijstje van de projecten / acties die in onze gemeente plaatsvinden. Wat zou er
moeten veranderen aan de prioriteiten?
– Wat zouden we (eerst) kunnen / moeten doen om als gemeente meer gericht te zijn op de
buitenwereld? Zoals een enquête in de eigen omgeving – bijvoorbeeld rond de vragen en
behoeften die er leven en het beeld en de rol van onze gemeente.
– Wat doen we aan zending? Hoe veel geven we daaraan jaarlijks uit? Hoe veel besteden we
aan de eigen gemeente? Wat verdient onze prioriteit?
– Kunnen we, naast financiële hulp, ook anders betrokken raken bij projecten / gemeenten
(bijvoorbeeld door samen te werken)?
– Als ‘werken’ geassocieerd wordt met vrijzinnigheid, hoe past ‘werken’ dan in onze theologie?
– Waar zijn we als gemeente voor? Waar zijn we tegen? Welke lijst is langer?
– …………………………..
17